Kerstfeest op de lagere school was altijd spannend. Niet voor het verhaal, want dat kende je al lang. Niet voor de sinaasappel die de meester aan het eind van de viering uitdeelde, want die vond ik te zuur. Maar voor het boekje! Welk boekje zou ik dit jaar krijgen? Kerst 1959 tweede klas, een boekje uit de ‘Barendje-serie’. Barendje zit in angst. Je moet alles in zijn tijd zien, maar als ik het nu herlees, is het verhaal van een niet-te-evenaren, moralistische vroomheid. Dat had ik toen nog niet in de gaten. Het verhaal slikte ik voor zoete koek.
Het ging me vooral om de plaatjes, want elk boekje had zijn eigen vogeltekeningen en bovendien was Barendje lid van de club van de Groene Specht, een vogel die ik in ons door de watersnood getroffen dorp nooit zag. Ik wou dat er in mijn dorp ook zo’n club was, dan konden we samen met vriendjes ook mooie vogels zoeken. Maar helaas, zo’n club was er niet. Naar het plaatje in mijn Rizla-album heb ik veel gekeken. En in de tekst vond ik het deel over zijn tong fascinerend. Tien centimeter! En nog kleverig ook, waardoor er mieren aan vast bleven plakken.
Waarschijnlijk door de verhalen van Barendje heb ik een zwak voor groene spechten gehouden. Het is dan ook zo’n mooi gekleurde vogel met die opvallende felgele stuit in de vlucht. En niet te vergeten zijn prachtige, luide roep die in de Barendjesboeken omschreven wordt als ‘klu-klu-klu-klu’.
Vorig jaar gingen we op zoek naar een chaletje in Goedereede. Tijdens onze verkenningen op een park hoorde ik de roep van de groene specht. Niet verkeerd, zo’n mooie vogel dichtbij. Hij gaf niet de doorslag voor de aanschaf, maar misschien, onbewust, deed hij mee in de overwegingen. Ik ben heel blij dat ik hem dagelijks hoor als we daar zijn. Zij broeden in de buurt. Af en toe komen ze mieren snacken op het terras. Het jong eerst in gezelschap van zijn moeder, later alleen. En nu maar hopen dat ze een boom in mijn tuin uitkiezen voor een nest.
Kl-klu-klu-klu. Dank je wel Barendje.